Welkom

Beste Lezer,

Al enige tijd filosofeer ik over zingen. Dat was in eerste instantie voor de Nieuwsbrief van het Roois Gemengd Koor waar ik al lang bij zing.

Ik dacht over dat onderwerp wel wat te vinden in de filosofische literatuur, met name bij fenomenologen, maar dat viel tegen. Over taal is er al veel geschreven door filosofen, ook over muziek is wel gefilosofeerd, vooral over het effect daarvan op luisteraars, maar over het feit dat mensen zingen is nauwelijks iets te vinden. Daarom besloot ik zelf maar te gaan zoeken, denken en schrijven.

Dat heeft geresulteerd in een aanzienlijk aantal stukjes voor de Nieuwsbrief van het koor. Hoewel het denkproces nog niet af is naar mijn gevoel, wilde ik mijn ideeën toch beschikbaar stellen voor een groter publiek. Een boek zit er voorlopig niet in. Het Nederlandstalig publiek is daarvoor te klein en een subsidieaanvraag werd afgewezen. Daarom deze blog.

Ik zal de stukjes die ik schreef in een herziene versie hierop publiceren. Ik hoop dat mensen die op één of andere manier bezig zijn met zingen er wat aan hebben. Ook hoop ik dat mijn gedachten aangevuld worden door lezers vanuit hun eigen deskundigheid. Ik ben geen musicoloog en kwam bij het schrijven ook de grenzen van mijn deskundigheid tegen. Anderen kunnen het denkproces verder helpen, zodat dit een onderneming wordt van meer mensen. Misschien leidt dit ook tot een echte samenwerking.
Als je wil reageren of een stuk wil toevoegen, klik dan op ´reacties´na één van de stukken.

Denk eraan dat deze teksten beschermd zijn door het auteursrecht. Gelieve alleen teksten over te nemen na mijn toestemming. Neem daarvoor met mij contact op.


Als toetje neem ik regelmatig gedichten op bij de afleveringen. Als er geen naam bij staat is het van mezelf.

Op de blog staan de bijdragen in omgekeerde volgorde. In het archief heb je een overzicht in de logische volgorde als je ook de voorgaande maanden opent.


donderdag 18 oktober 2012

De zingende mens in beeld

In een expositie van het werk van Erst Barlach in een aantal kerken in Münster trof ik dit beeld aan van de zingende mens: Der singende Mann, uit 1928.
Barlach werd geboren in 1870 in Wedel, Holstein. In 1914 trok hij nog enthousiast naar de oorlog maar hij kwam terug als pacifist en stelde daarna zijn kunst in het teken daarvan. Hij was samen met Käthe Kollwitz en Wilhelm Lembruck opponent van de Nazis en zijn werk werd als ‘entartete Kunst’ geconfisceerd en deels vernietigd. In de laatste jaren van zijn leven was hij meer en meer mystiek gericht.


Bij Der singende Mann valt op dat de zanger zittend zingt en met gesloten ogen. De zang van deze man heeft niets van het heroïsch zingen van marcherende militairen of de massazang in de bierkelders, maar is een meditatief zingen dat van binnenuit komt. Dat is voor Barlach het echte zingen, in tegenstelling tot wat het was in de opkomende nazikringen. De jonge zanger heeft zittend volop contact met de aarde en is ook blootvoets: de echte zang komt op uit intens contact met de aarde. Het beeld is uitermate harmonisch, maar de houding met de handen om de knie drukt tegelijk samengebalde kracht uit en tegelijk een grote rust. Door de kleding en de hele vormgeving valt het onderscheid tussen man en vrouw bijna weg. Omdat de man achterover leunt zingt hij de ruimte toe, misschien zelfs de hemel. Opmerkelijk is, dat het beeld zeer gewoon en toegankelijk is, veel gewoner dan veel andere werken van Barlach. De stylering blijft in dit beeld zeer dicht bij de natuurlijke vormen. Ondanks dat is het geen kitsch. Het risico daarvan zie je bij slechte copieën van dit beeld. Door kleine wijzigingen in de gelaatsuitdrukking en minder strakke lijnen wordt het wél kitscherig. Al deze kenmerken drukken iets uit van de visie van Barlach op het authentieke zingen: opklinkend vanuit een intens contact met het aardse dagelijkse leven, harmonisch vanuit een innerlijke rust en kracht, universeel menselijk, gericht op de open ruimte waarin het leven zich afspreelt, gericht op wat de mens boven zichzelf uittilt.

maandag 15 oktober 2012

Stem te zijn

Een gedicht van Jan Campert (1902-1943)

Stem te zijn en anders niet,
maar zo meeslepend te zingen,
dat elk hart het wonder ziet
achter mensen, achter dingen;
te schikken en anders niet
woorden in zulk verband
dat het onontkoombaar lied
- wapen in een man 's hand -
hen ruggelings overmant ,
neervelt en boeit in zijn hand
stem te zijn en anders niet.