Liedjes
(zie o.a. de blogs 2 en 12)
(zie o.a. de blogs 2 en 12)
Liedjes maken m’n lichaam licht en m’n geest jong. Als
een vogel hoor ik m’n stem om mij heen fladderen. ’n Beetje bewusteloos ben ik
als ik zing. ’n Beetje weg, waar ik ben kan ik niet zeggen. Ik voel niet meer
wat m’n lichaam doet, m’n armen en benen dringen niet meer tot me door. Ik zet
niets in beweging. Dat doet het zelf. Of de muziek misschien? Of het licht? Of
de mensen die naar me kijken? Ik heb geen idee.
Muziek doet iets met me, ja, zelfs iets lichamelijks. De
klank rolt over je heen, rolt als water over je lijf. Warm behaaglijk water, of
je drinkt de klank op als wijn. Je wast er je haren mee. De kracht van het
onzichtbare en het onraakbare raakt je aan en het is alsof je de muziek toch
grijpen kunt met je handen en weer weg kunt gooien, de lucht in als confetti,
serpentine, of gewoon als een handvol verdriet. Je kunt huppelen als een zot
als het ritme je raakt. Je kunt ook op het ritme gaan zitten en dan strelen de
noten je gebeente.
Als ik in ’n liedje ben, ben ik helemaal in. Ik doe de
deur achter me dicht en leef er even in en wil het beleven van de ene noot naar
de andere, van de ene lettergreep naar de andere. M’n adem, m’n hartslag, van
kop tot teen ben ik ergens in. In ’n ruimte die ik niet ken, maar van zo’n
intense warmte. Ik ben eraan verslaafd. Is dit bezieling misschien?
Als ik zing gebeurt er iets met me wat ik zelf niet
gebeuren laat en toch gebeurt het. Op die plek daar midden op die bühne. De witte
cirkel van de spot grijpt je bij je lurven en je laat maar met je sollen. Mooi!
Ik koester mijn lieve geheim.
Neurielogie
(zie de blogs 10 en 16)
De zaal was goed gevuld, maar toen hij moest zingen, was
hij plotseling zijn stem kwijt. Hij begon te neuriën en dacht: misschien komt
mijn stem wel terug onderweg. Maar ze
kwam niet terug en hij bleef verder neuriën. Na het eerste lied kwam er een
soort beleefdheidsapplausje. Het tweede, dat een zeer verstild stukje was,
zette hij wederom neuriënd in en het klonk aanmerkelijk mooier dan het eerste.
Het gaat goed, dacht jij, en neuriede voort.
Gaandeweg bracht hij in zijn geneurie velerlei nuances
aan. Hij proefde de haast onhoorbare pianissimo’s op het puntje van zijn tong
en zijn neus begon te trillen als er een forte kwam.
Tijdens het derde liedje ontstond in de zaal een ongekende
rust. Liedjes zonder woorden kregen een eigen betekenis; het ging nergens over
en toch ergens over; het ging eigenlijk over van alles en nog wat. Je kreeg in
je oren niet de voorgeschreven tekst, maar je hoorte wat je er zelf van wilde
maken. En de zanger neuriede voort.
De avond werd een groot succes en in de pauze sprak men
enthousiast over deze min of meer avantgardistische happening. Het bleek de
eerste stap te zijn geweest voor een neuriecultuur. Uit alle delen van het land
meldden zich neuriërs en neuriesters op het zangpodium. Het werd een rage.
Mondiaal kwamen de neuriegroepen als paddestoelen uit de grond.
Het publiek ging in grote getale geloven dat de teksten
overbodig waren en wat was te voorzien gebeurde: ook de spraakzaamheid van de
massa zelf nam af. Zelfs de verliefden neurieden tegen elkaar wat ze te zeggen
hadden,
Neurielogie werd een studie en bracht aan het licht dat
de menselijke stem, zonder woorden, in louter klanken, meer mogelijkheden
heeft. Het neuriën groeide uit tot een enorm klankmozaïek. En de zanger die er
zijn beroemdheid aan te danken had zei: ‘Zo zie je maar dat kleine oorzaken
soms grote gevolgen kunnen hebben. Wie wat verliest heeft wat!’.