Welkom

Beste Lezer,

Al enige tijd filosofeer ik over zingen. Dat was in eerste instantie voor de Nieuwsbrief van het Roois Gemengd Koor waar ik al lang bij zing.

Ik dacht over dat onderwerp wel wat te vinden in de filosofische literatuur, met name bij fenomenologen, maar dat viel tegen. Over taal is er al veel geschreven door filosofen, ook over muziek is wel gefilosofeerd, vooral over het effect daarvan op luisteraars, maar over het feit dat mensen zingen is nauwelijks iets te vinden. Daarom besloot ik zelf maar te gaan zoeken, denken en schrijven.

Dat heeft geresulteerd in een aanzienlijk aantal stukjes voor de Nieuwsbrief van het koor. Hoewel het denkproces nog niet af is naar mijn gevoel, wilde ik mijn ideeën toch beschikbaar stellen voor een groter publiek. Een boek zit er voorlopig niet in. Het Nederlandstalig publiek is daarvoor te klein en een subsidieaanvraag werd afgewezen. Daarom deze blog.

Ik zal de stukjes die ik schreef in een herziene versie hierop publiceren. Ik hoop dat mensen die op één of andere manier bezig zijn met zingen er wat aan hebben. Ook hoop ik dat mijn gedachten aangevuld worden door lezers vanuit hun eigen deskundigheid. Ik ben geen musicoloog en kwam bij het schrijven ook de grenzen van mijn deskundigheid tegen. Anderen kunnen het denkproces verder helpen, zodat dit een onderneming wordt van meer mensen. Misschien leidt dit ook tot een echte samenwerking.
Als je wil reageren of een stuk wil toevoegen, klik dan op ´reacties´na één van de stukken.

Denk eraan dat deze teksten beschermd zijn door het auteursrecht. Gelieve alleen teksten over te nemen na mijn toestemming. Neem daarvoor met mij contact op.


Als toetje neem ik regelmatig gedichten op bij de afleveringen. Als er geen naam bij staat is het van mezelf.

Op de blog staan de bijdragen in omgekeerde volgorde. In het archief heb je een overzicht in de logische volgorde als je ook de voorgaande maanden opent.


donderdag 5 januari 2012

22. Nieuwe kerkzang

In de katholieke kerk hebben gedurende de laatste 100 jaar grote veranderingen plaats gevonden. De ontwikkelingen in de kerkzang weerspiegelen de ontwikkelingen in het geloof en de verschillen tussen verschillende groepen in de kerk. Het lijkt er op uit te draaien dat de liederen die je in de kerk zingt aangeven welk soort gelovige je bent.

Weer zingen in de kerk

 Als kind leerde ik in mijn katholieke kerk twee soorten kerkmuziek kennen: vrome liederen uit een liedbundel en Gregoriaans. Het was de tijd dat in de katholieke kerk hier intense pogingen gedaan werden om het kerkvolk weer aan het zingen te krijgen. Dat lukte maar zeer ten dele: veel gelovigen waren gewend om de kerkdienst stil te ondergaan en wilden dat zo houden. De zang hoorde wel bij de kerkdienst, maar werd verzorgd door de priesters en het koor. De priesters zongen reciterend in het Latijn lezingen en gebeden, het koor zong het Gregoriaanse kyriale of een meerstemmige mis en tussendoor enkele meerstemmige stukken. Dit in de plechtige missen, de hoogmis. De meeste missen verliepen echter in stilte. De religieuze beleving van de aanwezige gelovigen was sterk geïndividualiseerd. 

Door volkszang in te voeren met liederen in het Nederlands, probeerden de priesters de gelovigen meer actief en bewust te betrekken bij de dienst. Dat paste in een grote beweging om de katholieke gelovigen tot een meer actieve geloofsbeleving te brengen, in een tijd dat het geloof onder grote druk kwam van het moderne leven en denken. Veel liederen die gezongen werden hadden ook een strijdend karakter, zowel de tekst als de muziek. Ik herinner me nog dat we zongen: “Wij willen God in heel ons leven en weg met hem die God weerstaat (bis).”


In de priesteropleiding werd ik actief ingewijd in het zingen van het Gregoriaans. De grote zorg die daaraan besteed werd paste in de beweging om de katholieke liturgie te vernieuwen door terugkeer naar de oude bronnen. Ik maakte kennis met de schat van de oude Latijnse gezangen en genoot van de sobere ingehouden religiositeit die eruit sprak. Het was een intense ervaring om met een groep gelijkgestemden eenstemmig Gregoriaans te zingen. 

Toch groeide tegelijk in die kring de wens om het gemeenschapskarakter van de liturgie duidelijker vorm te geven in de opstelling door de altaartafel centraal te stellen en in het gebruik van de eigen taal voor lezingen en gebeden. Stiekem experimenteerden we daar al mee. Ook waren we enthousiast over de Missa Luba, waarbij de Latijnse gezangen van de mis gezongen werden op Kongolese ritmes en melodieën. Iets van de eigen cultuur van de Kongolezen werd daarmee geïntegreerd in de liturgie en er kwam nieuw leven in de kerkdiensten.

Nieuwe liturgie

In het Tweede Vaticaans Concilie (1960-1964) werden de wensen tot vernieuwing van de liturgie overgenomen en meteen kwam er een explosie aan creativiteit. Op allerlei wijzen werd er geëxperimenteerd met nieuwe teksten en nieuwe muziek. Niet altijd even gelukkig, maar uitermate boeiend en inspirerend. De beat-missen wekten enthousiasme én wrevel bij het kerkvolk; ze verdwenen weer vrij snel. Het bleek niet zo eenvoudig om het succes van de missa Luba naar Europa over te plaatsen. Een goed componist als Ariel Ramirez lukte daarin wél met zijn Misa Criolla op basis van Argentijnse volksmuziek met Spaanse vertalingen van de vaste Latijnse kerkgezangen. 

Voor het dagelijks gebruik in de nieuwe liturgie in Europa was het succes in eerste instantie vooral voor de nieuwe psalmen en liederen in de volkstaal die aansloten bij de oude kerkelijke traditie. De voortrekkers kwamen eerst uit Frankrijk, met Gelineau die als eerste Franse psalmen componeerde op basis van het Gregoriaans en Deiss met nieuwe Franse hymnen. Al snel werd dit door verschillende Nederlandstalige componisten overgenomen en verder gezet met meer of minder succes. In Vlaanderen was het vooral Ignace De Sutter die succes had met zijn nieuwe liederen en als promotor van nieuwe kerkmuziek. Nieuwe psalmvertalingen vormden dikwijls de basis. Al deze muziek was in de eerste plaats gericht op het zingen van de hele gemeenschap. De kerkkoren hadden wel een voortrekkersrol, maar kwamen als koor niet echt aan hun trekken. Daarom bleven zij naast deze nieuwe muziek ook teruggrijpen op hun oude repertoire en op het Gregoriaans.

Oosterhuis

In Nederland werd de Studentenecclesia van Amsterdam een zeer levendig centrum van nieuwe liturgie met nieuwe teksten, vooral van Huub Oosterhuis. Een letterlijke vertaling van de oude Latijnse teksten bleek niet meer aan te sluiten bij het actuele levens- en geloofsgevoel. Eerst schreef Oosterhuis nieuwe teksten op de muziek van oude koralen en protestantse gezangen, later componeerde Bernard Huijbers ook nieuwe muziek op teksten van Oosterhuis. In deze teksten sloot deze sterk aan bij de bijbel en bij een nieuwe visie op het christelijk geloof. Van een eenvoudige liedvorm evolueerde de muziek naar muziek waarbij het koor een eigen rol kreeg toebedeeld. 

Na Huijbers gingen ook anderen muziek componeren op de teksten van Oosterhuis, waarbij vooral Antoine Oomen koren en kerkvolk weet aan te spreken. Zo ontstond een indrukwekkend repertoire aan liturgische muziek, dat nog steeds wordt uitgebreid. In de schaduw van Oosterhuis en zijn componisten waren en zijn ook andere tekstschrijvers en componisten creatief, zodat we op dit moment in het Nederlands  beschikken over een ongekende rijkdom aan nieuwe liturgische muziek. Dit staat in schril contrast met de afnemende vitaliteit van de christelijke kerken in het algemeen in onze streken.

Opmerkelijk is dat de liederen van Oosterhuis op zeer brede schaal in de katholieke kerk gezongen worden en dat ook protestanten er vrij veel gebruik van maken. Zijn teksten lijken de scheiding tussen de christelijke kerken te overstijgen. Toch dient zich de laatste tijd een nieuwe scheiding der geesten aan. Behoudende groepen herkennen hun geloof niet meer in deze teksten en zijn hier en daar in actie gekomen om de liederen van Oosterhuis te verwijderen uit de praktijk van de katholieke liturgie. Dit was te verwachten voor wie oog heeft voor het verschil tussen de traditionele visie op het christelijke geloof en de visie die uit de teksten van Oosterhuis spreekt. Het kan eerder verbazen dat deze reactie zolang uitgebleven is.

Het zou een interessant onderzoeksproject zijn om na te gaan welke rol de teksten van Oosterhuis en de muziek van deze nieuwe liederen, vooral van Oomen, spelen in het succes ervan bij het kerkvolk. Het is een uniek verschijnsel dat één tekstschrijver zulk uitgebreid nieuw repertoire liturgische gezangen tot stand brengt. Dat houdt verband met het bestaan van een kerkgemeenschap die haar eigen weg gaat en op een eigen wijze het geloof beleeft. Het wijst er ook op dat bij dit zingen de teksten een aanzienlijke rol spelen. Het is mijn indruk dat de teksten van Oosterhuis voldoende bijbels zijn om herkenning op te roepen en voldoende poëtisch om ruimte te laten voor de eigen gedachten en gevoelens van de gelovigen. Ik vermoed dat de teksten soms vrij cryptisch zijn voor de grote groep van de gelovigen, maar dat men dit voor lief neemt in het geheel en met de muziek die erop gezet is. Als de muziek goed is neemt men veel voor lief in de tekst. Dat geldt zeker voor oudere gezangen, maar ook voor de nieuwe. Daarmee stoten we weer op de complexe relatie tussen tekst en muziek bij het zingen.

De beschreven ontwikkelingen zijn grotendeels beperkt tot Nederland en Vlaanderen. Ze zijn deels terug te vinden in andere landen van Europa. Buiten Europa ligt de situatie anders en erg verschillend.
Mensen die kennis maken met liturgische vieringen in Afrika zijn onder de indruk van de levendigheid ervan. Het zingen speelt daarin een grote rol, zoals in het hele leven van deze mensen. De teksten zullen zeker eenvoudiger zijn dan die van Oosterhuis. Ik heb daarvan te weinig kennis om uitspraken te doen over kenmerken van de zang in deze vieringen en de relatie van deze zang tot de geloofsbeleving.



Laat mij maar zingen

Laat mij maar zingen, zolang het nog kan.
Laat mij toch zingen zolang ik nog ben
bij mijn verstand en bij stem.

Wie zal ik zingen? Jou zal ik zingen
geen andere, geen vreemde
jou, alleen jou, en weer jou.

Zolang de aarde nog rond is
en vrede een vierkante cirkel –
laat mij toch zingen, mijn hart op mijn tong.

Zolang de oorlogen duren, de levenden sterven,
de doden niet opstaan
laat ons toch zingen
met morgengoudlippen uit avondroodkelen
de eeuwige woorden van liefde en vrede –
van jou, alleen jou, en weer jou.

H.Oosterhuis
Wie bestaat: nieuwe gedichten, Ten Have 2008

Geen opmerkingen: