Welkom

Beste Lezer,

Al enige tijd filosofeer ik over zingen. Dat was in eerste instantie voor de Nieuwsbrief van het Roois Gemengd Koor waar ik al lang bij zing.

Ik dacht over dat onderwerp wel wat te vinden in de filosofische literatuur, met name bij fenomenologen, maar dat viel tegen. Over taal is er al veel geschreven door filosofen, ook over muziek is wel gefilosofeerd, vooral over het effect daarvan op luisteraars, maar over het feit dat mensen zingen is nauwelijks iets te vinden. Daarom besloot ik zelf maar te gaan zoeken, denken en schrijven.

Dat heeft geresulteerd in een aanzienlijk aantal stukjes voor de Nieuwsbrief van het koor. Hoewel het denkproces nog niet af is naar mijn gevoel, wilde ik mijn ideeën toch beschikbaar stellen voor een groter publiek. Een boek zit er voorlopig niet in. Het Nederlandstalig publiek is daarvoor te klein en een subsidieaanvraag werd afgewezen. Daarom deze blog.

Ik zal de stukjes die ik schreef in een herziene versie hierop publiceren. Ik hoop dat mensen die op één of andere manier bezig zijn met zingen er wat aan hebben. Ook hoop ik dat mijn gedachten aangevuld worden door lezers vanuit hun eigen deskundigheid. Ik ben geen musicoloog en kwam bij het schrijven ook de grenzen van mijn deskundigheid tegen. Anderen kunnen het denkproces verder helpen, zodat dit een onderneming wordt van meer mensen. Misschien leidt dit ook tot een echte samenwerking.
Als je wil reageren of een stuk wil toevoegen, klik dan op ´reacties´na één van de stukken.

Denk eraan dat deze teksten beschermd zijn door het auteursrecht. Gelieve alleen teksten over te nemen na mijn toestemming. Neem daarvoor met mij contact op.


Als toetje neem ik regelmatig gedichten op bij de afleveringen. Als er geen naam bij staat is het van mezelf.

Op de blog staan de bijdragen in omgekeerde volgorde. In het archief heb je een overzicht in de logische volgorde als je ook de voorgaande maanden opent.


woensdag 30 november 2011

14. Zingen in koor

Eerder schreef ik over inzichten van de psychoanalyse over het zingen (2. Zingen met je hart). Zingen heeft met onze ‘ziel’ te maken, met onze diepste onbewuste gevoelens. Het legt verbindingen met onze allereerste ervaringen in de baarmoeder en kort na onze geboorte. Via deze ervaringen worden we verbonden met vroegere generaties en uiteindelijk met de hele mensheid vóór ons.
Als we in een koor zingen komt daar nog een andere eenheidservaring bij, die met onze medezangers.

De oudste tijd

Zingen is altijd in de eerste plaats een groepsgebeuren geweest. In primitieve samenlevingen bond het samen zingen de familie en stam aan elkaar in vreugde en verdriet, maar ook in het werk en in de strijd tegen vijanden. De eenheid die deze mensen in hun zang beleefden had voor hen heel dikwijls een religieuze betekenis: het goddelijke of de godheid verbond hen. 

De oudste historische gegevens wijzen er ook op dat zingen sterk religieus beleefd werd. De oudste Veda’s van de Hindoes waren hymnen die alleen in gezongen vorm mochten klinken. Het was de taak van de priesters om deze heilige teksten voor het goddelijk vuur te zingen. Daarbij was wellicht een voorzanger, maar de groep van de priesters speelde zeker een belangrijke rol. Instrumenten waren er alleen als ondersteuning. Het gezang in boeddhistische kloosters, b.v. in Tibet, geeft wellicht nog een goed beeld van deze oude koorzang, al zijn de hymnen van vroeger nu vervangen door meditatief gezang. Ook in het oude China speelden hymnen een grote rol bij de strikte rituelen van het religieuze en burgerlijke leven. Ze werden door een koor gezongen met begeleiding van instrumenten. De keizers vonden rond 4300 vóór Chr. deze zang zo belangrijk dat ze er strikte regels voor uitvaardigden. 

Ook in Israël speelde het zingen een belangrijke rol bij de eredienst. Toen koning David rond 1000 v.Chr. de heilige ark van het verbond naar Jeruzalem liet brengen hoorde daar een groep zangers bij met begeleiding van eenvoudige instrumenten. Het is niet toevallig dat volgens de traditie David zelf op de harp speelde. In het boek Psalmen van de bijbel zijn 150 liederen opgenomen, waarvan een groot aantal aan David werden toegeschreven, hoewel ze dikwijls veel ouder waren. Dit wijst op het grote belang dat werd gehecht aan het zingen bij de eredienst van Jahweh. Dat geldt trouwens ook voor de anderen volken van het Nabije Oosten: Sumeriërs, Assyriërs, Egyptenaren, Perzen,…

Daarbij kunnen we ervan uitgaan dat zingen ook op andere terreinen van het leven een grote rol speelde. Het meeste daarvan is verloren gegaan in de tijd, vooral de religieuze teksten zijn bewaard. De klank is helemaal verloren gegaan, alleen op basis van tradities die op sommige plaatsen in Azië nog bewaard zijn kunnen we gissen hoe het geklonken heeft. Voor onze oren waarschijnlijk zeer vreemd en ruw.

De Grieken

De beste informatie hebben we wel uit Griekenland. Daar speelde de zang een grote rol op allerlei terreinen van het leven. Dat liep ook door in het theater en daarover hebben we meer informatie, omdat dit tenslotte aan de basis ligt van onze eigen muziek in Europa. Het koor vormde de kern van de oudste vormen van theater in Griekenland. De teksten werden eenstemmig door het koor gezongen, met begeleiding van de scherpklinkende aulis, de dubbelfluit. Bij dit zingen hoorde wezenlijk ook dans. Het theaterkoor van nu is niet zo origineel! De bewegingen waren waarschijnlijk wel wat anders dan bij pop en musical in onze tijd. 

Uit dit koor kwamen in het Grieks drama de solisten naar voren die de figuren van het drama speelden, maar het koor bleef in het begin de hoofdrol spelen. Het geloof in de kracht van de muziek vinden we terug in de verhalen over Orfeus, die ik eerder besprak. Volgens Friedrich Nietzsche is de oudste tragedie ontstaan uit de cultus van de god Dionysos, uit verhalen over de god waarin diepe en rauwe emotie de hoofdrol speelden. Daarop kom ik  later nog terug.

Zoals ze zich met elkaar maten in de sport op de Olympische spelen, zo deden de Grieken ook in koorwedstrijden tussen de steden. In de bloeitijd van de Griekse steden hoorden zang en dans tot de basisopvoeding. Opvallend was dat nog het sterkste in de stad Sparta, die overigens bekend stond om zijn harde en militaristische levensstijl. Het was overigens ook alleen daar dat er ook koren van vrouwen waren. Elders was dit voorbehouden aan mannen en jongens.

Kerkzang

De eerste christenen hebben bij hun samenkomsten zeker gebruiken van de Joodse synagoge overgenomen. Zang zal daarbij wel een rol gespeeld hebben, maar wellicht vooral door een voorzanger met korte antwoorden van de anderen, zoals “amen, alleluia,…”. Oorspronkelijk lag de nadruk op de inhoud van de teksten, die met een eenvoudige melodie gereciteerd werden. 

Als het christelijk geloof de officiële godsdienst wordt komen er koren met professionele zangers die stilaan meer en meer ingewikkelde versieringen gaan zingen, maar nog steeds eenstemmig, zoals het Gregoriaans dat wij nog kennen. Misschien zong de gemeenschap wel mee de eenvoudige hymnen en processieliederen, maar meer en meer worden de mensen stilzwijgende toeschouwers en luisteraars. De monniken in de kloosters zingen wél samen de psalmen in het koorgebed en vinden daarin een basis voor hun samenleven. 
Buiten de kerkdiensten wordt nog wel door het volk gezongen: drinkliederen, strijdliederen, minneliederen. De troubadours brengen zingend de grote verhalen, zoals het Roelandslied, maar dat is solo-werk.

Vanaf het jaar 1000 ontstaan in de kloosters en bij de grote kathedralen koren van een hoog muzikaal niveau. Daar ontstaat ook stap voor stap de meerstemmige muziek, ondanks de tegenstand van kerkelijke autoriteiten die vinden dat de ingewikkelde muziek afleidt van de religieuze betekenis van de liturgische gezangen. De kerkzang verliest inderdaad zijn religieuze gevoelswaarde, zoals trouwens heel het kerkelijke leven. De gewone mensen voelen zich nog wel opgenomen in een groots en prachtig schouwspel maar spelen daarin geen actieve rol.

In de renaissance (vanaf 1400) horen koren van een hoog niveau bij de hoven van de vorsten. Zij concurreren met elkaar en trekken de beste musici aan. Iemand als Orlandus Lassus reist zowat heel Europa door en componeert verfijnde koormuziek in allerlei talen.

Naar onze tijd

Luther gaf de samenzang een prominente plaats in de kerkdienst met de koralen en met het Geneefse Psalter kregen ook de Calvinisten psalmen die door het volk gezongen werden. Naast die volkszang ontwikkelt zich een rijke koorzang voor de kerkdiensten, met J.S. Bach als een hoogtepunt. 

Met de Franse revolutie (1789) wordt de koorzang uit de vorstenhoven naar het volk gehaald. Overal ontstaan volkskoren. Het gaat daarbij niet meer om de prestatie van perfecte muziek, maar om de eigen vorming en het genoegen van de zangers. 
In de 19de eeuw verspreidt dit koorleven zich over heel Europa in allerlei vormen, van massale volkskoren tot kleine ‘liedertafels’. Componisten schrijven koormuziek in allerlei vormen en met allerlei moeilijkheidsgraden.

In de katholieke kerk wordt vanaf het begin van de 20ste eeuw weer nadruk gelegd op de actieve deelname van de gelovigen aan de kerkdienst. Overal gaan plaatselijke kerkkoren het herontdekte Gregoriaans zingen en daarnaast allerlei eenvoudige ‘missen’. De pogingen om het volk in de kerk mee aan het zingen te krijgen zijn niet zo succesvol, maar in het verenigingsleven bloeit het lied volop en ontstaan allerlei liederbundels voor samenzang.

Veel kerkkoren maken zich vanaf 1950 meer en meer los van het kerkgebeuren en gaan een breed repertoire zingen. Soms als mannenkoor, maar dikwijls nu ook gemengd.
Zo ontstaat uit allerlei bewegingen een zeer rijk koorleven. Daarbij verschuift het accent van de prestatie naar de beleving. Er wordt wel opgetreden en er zijn zelfs allerlei wedstrijden tussen koren, maar voor de meeste zangers gaat het om het genoegen van samen te zingen.

Waarin bestaat dit genoegen? Iedere zanger heeft daar wel een eigen antwoord op, maar de psychoanalyse heeft daarover ideeën die wat dieper gaan en toch herkenbaar zijn. Daarover meer in de volgende aflevering.



Weet als ik zing, dat dit mijn beste deel,
mijn overtuiging is en mijn hoogste kunnen
en dat ik u ook dat zeer gaarne wil gunnen.

Ik leef misschien het zuiverst in dit vluchtig galmen.
De donkere pracht van Monteverdi's psalmen
of de barbaarse smart van een oud bijbels verhaal,
dat ik voor u en anderen vertaal
in het precieus geluk van deze zware jaren.

En dat ik in de ernstig zingende scharen
mijn eigen kinderen zie staan, geeft eindelijk zin
aan dit angstig leven, dat ik zo mateloos bemin.

Dora Mahy (Gent 1922)
Een handvol geurig hooi, De bladen voor de poëzie 1977-9, Gottmer Nijmegen/ Orion Brugge

Geen opmerkingen: