Een zeer boeiende vraag is die naar de relatie tussen spreken en zingen. Daar zijn de volgende afleveringen aan gewijd. We beginnen met een blik op de evolutie van de mens. Onze gids is de Engelse anthropoloog Stephen Mithen met zijn boek The Singing Neanderthals, dat ik al eerder vermeld heb. Hij beschrijft in dat boek hoe volgens hem de oertaal ontstaan is en wat we ons daarbij moeten voorstellen.
De oertaal
In de kerk zingen mensen regelmatig ‘alleluia’, bij de voetbal zingen ze ‘Olé, olé, olé’. Wat zingen ze dan eigenlijk? Het zijn eerder kreten of klanken, dan woorden. Zo zijn er meer van die kreten die we gebruiken bij zingen of spreken: ‘hallo!’, ‘hola!’, ‘auw!’. Volgens Stephen Mithen zijn het restanten (of nieuwe vormen) van de oude oertaal van de mensen. Dat was eerder een taal van klanken dan van woorden, eerder zingen dan spreken. Pas later hebben mensen het woord ontdekt en is het menselijk spreken ontstaan zoals wij dat nu kennen. Zo alleen kunnen we de grote betekenis begrijpen die zingen heeft voor mensen: het hoort bij de wortels van ons bestaan.
Stephen Mithen is paleontoloog, hij bestudeert het ontstaan en de ontwikkeling van het leven op aarde aan de hand van fossielen en van skeletten van dieren en mensen en de vindplaatsen van dit materiaal. In zijn boek The Singing Neandertals geeft hij uitvoerige argumenten voor zijn opvatting en beschrijft hij hoe de oertaal ontstaan is en wat we ons daarbij moeten voorstellen. Hij noemt het de Hmmmm-taal.
Volgens hem hebben de Neanderthalers de meest ontwikkelde vorm van die zangerige oertaal gebruikt. Het is een mensensoort die vanaf 150.000 geleden leefde in Europa en Azië en rond 30.000 jaar geleden uitgestorven is. Het eerste skelet ervan werd in 1856 ontdekt in het Neanderthal, een kloof bij Düsseldorf. Zij zijn geen voorouders van de moderne mens, eerder neefjes.
Het begon in Afrika
Onze voorouders komen uit Afrika, zoals ook de Neanderthalers. We kunnen ons van de klanken die zij maakten in het gemeenschappelijk begin nog een beeld vormen door te kijken naar familieverwanten die daar nog leven, de Afrikaanse mensapen. Die hebben een zeer beperkt repertoire aan klanken. Hun lichaamsbouw biedt weinig mogelijkheden voor gevariëerde klanken. Hun strottenhoofd ligt hoger dan bij de mens, waardoor er minder klankruimte is in de keel. Ook de klankruimte in de mond is kleiner door de grote tanden en een lange tong. Sommigen denken dat deze apen ook minder behoefte hebben aan een uitgebreide communicatie, omdat ze goed aangepast zijn aan hun milieu. Het leven gaat zoals het gaat en als hun milieu verdwijnt sterven ze uit.
Twee kenmerken van de klanken van de mensapen zijn interessant. Vooreerst hebben deze klanken alleen een betekenis als geheel, de onderdelen hebben geen eigen betekenis. Mithen noemt dat ‘holistisch’’(holos = geheel; wordt in een andere betekenis gebruikt in de filosofie). Ook zijn de klanken van de mensapen ‘manipulerend’, zij willen een bepaald gedrag uitlokken, niet een bepaalde boodschap overbrengen.
Onze oudstbekende voorouders, de 'mensachtigen (hominiden)', leefden 4,5 millioen jaar geleden in Oost-Afrika op de savanne (grasland). In tegenstelling tot hun neefjes de mensapen liepen zij veel rechtop. Daardoor veranderde de fysiologie van de keel, waardoor een rijkere variëteit van klanken kon ontstaan. Door het vrijkomen van de 'handen' hadden ze ook meer mogelijkheden om bij gevaren te communiceren. Gezien hun kwetsbaarheid in het open terrein konden zij alleen overleven in grotere groepen. In deze grotere groepen was een veel grotere behoefte aan uitwisseling en groepsvorming. Het is zeer waarschijnlijk dat daardoor ook feitelijk een grotere variëteit aan klanken groeide.
Sommige onderzoekers denken dat de groepen ook meer en meer klanken gingen gebruiken om hun samenhorigheid uit te drukken, omdat zuiver fysieke socialisatie teveel tijd en energie vergde. Met een grotere variëteit aan klanken werden groepsgevoelens geuit en beleefd, gaande van waarschuwingen voor gevaar tot uitingen van tevredenheid en samenhorigheid. De noodzaak om verdekt te blijven voor roofdieren heeft wellicht ook geleidt tot een grotere variëteit in volume van de klanken en de combinatie ervan met gebaren.
Toch hadden deze klanken nog niet het karakter van een taal en bleven ze holistisch en manipulerend zoals de klanken van mensapen. Daarnaast werden deze klanken begeleid door houdingen en gebaren, een veelvormige expressie: ‘multi-modaal’. Zo ontstond de Hmmmm-taal: holistisch, multi-modaal, manipulatief en muzikaal.
De ‘werkmens’
Vanaf 1,8 millioen jaar geleden leefde de ‘werkmens’ (homo ergaster). Deze liep steeds rechtop. Eén van de gevolgen was de uitbreiding van de hersenen, omdat het lopen op twee benen meer sturing van de hersenen vraagt en omdat de handen tegelijk andere activiteiten kunnen verrichten die ook hersenactiviteit vereisen. Het strottenhoofd zakte nog verder, de bouw van gelaat en tanden veranderde omdat ze meer vlees aten. Zo kwam er in keel en mond meer ruimte voor een verscheidenheid van klanken. De grotere hersenen kunnen als neveneffect gehad hebben dat de sociale interactie verfijnde en wellicht ook dat taal ontstond.
De 'taal' van de homo ergaster was niet samengesteld uit te onderscheiden woorden maar nog steeds holistisch. Elke uiting had een bepaalde totaalbetekenis: waarschuwing, bedreiging, begroeting, … In vergelijking met de klanken van de oudere mensachtigen was ze echter verder ontwikkeld op het vlak van toonhoogte, tempo, melodie, herhaling en ritme. Door de rechtop-stand konden deze uitingen ook sterker begeleid worden door gebaren. De communicatie werd dus meer multi-modaal en meer muzikaal. Zo werd de emotionele expressie verfijnder en sterker. De beperkte herseninhoud en de gebrekkige adem-controle wijzen er echter op dat deze taal nog ver af stond van mensentaal en -muziek.
Tweevoetigheid vereist de ontwikkeling van ritmegevoel om het complexe bewegingspatroon te sturen. Dat ritmegevoel heeft de taal beïnvloed en een essentieel aspect van muziek tot ontwikkeling gebracht.
Naar nieuwe werelden
Tussen 2 en 1 miljoen jaar geleden begonnen de mensachtigen zich te verspreiden over Europa en Azië. Daarbij werd communicatie over de omgeving veel belangrijker, want ze kwamen nu steeds in nieuwe omgevingen, waarmee ze rekening moesten houden. In die communicatie zal nabootsing (mimese) een belangrijke rol gespeeld hebben, vooral van dieren. Daarnaast werden verbanden gelegd van bepaalde klanken met bepaalde dingen: a,o,u met zwaar en groot, i en e met klein en licht, meervoudige klanken met beweeglijk (b.v. vogels), enkelvoudig met log en vast.
Het verschil in lengte tussen man en vrouw wordt veel kleiner. Om indruk te maken op vrouwen moesten mannen dus andere middelen gebruiken dan hun gestalte. Het is waarschijnlijk dat zingen en dansen daarbij ook een rol gespeeld hebben. Wellicht was het een aanwijzing voor gezondheid, coördinatie, sterkte en zelfvertrouwen.Wie daar goed in was kon zich eerder voortplanten.
Door de tweevoetigheid werd het bekken bij deze mensen smaller en ook het geboortekanaal. Dat leidde tot vroegtijdige geboorte van kinderen en tot de noodzaak van intense moederzorg in het eerste levensjaar. In die situatie zal communicatie moeder-kind een sterke rol gespeeld hebben in het overleven van het kind. De specifieke babytaal die moeders nu nog gebruiken kan daarin zijn oorsprong hebben, met specifieke muzikale kenmerken. Dat is wellicht nog bevorderd door het feit dat moeders het kinderen niet altijd konden blijven dragen. Meest waarschijnlijk is dat zij hun kind regelmatig even neerzetten om iets te maken, te plukken, enz...In dat geval hielden zij waarschijnlijk stemcontact om het kind gerust te stellen, eventueel om het te waarschuwen. In die situatie kunnen de eerste woorden ontstaan zijn: 'mama', of 'yuk' als waarschuwing tegen viezigheid (rot vlees, uitwerpselen,...)
De Neanderthalers: Hmmmmm
![]() | |||||||
Beeld van de Zeeuwse Neanderthaler |
Opvallend is het ontbreken van symbolen (bijvoorbeeld in schilderingen). Dat is een argument om ook te stellen dat ze geen echte taal ontwikkeld hebben, omdat dit samengaat met symbolisch denken. Een ander argument daarvoor is het gebrek aan ontwikkeling in de hele periode van hun aanwezigheid. Taal is een belangrijk instrument en indicator voor ontwikkeling. Met taal zou zeker meer ontwikkeling hebben plaatsgevonden. Wel zal de hmmmm-taal meer ontwikkeld zijn, gezien de grotere hersenen.
De toegenomen omvang van lichaam en hersenen bracht bij de nieuwgeborenen een langere tijd van hulpeloosheid mee. Gezien de harde leefomstandigheden werden kinderen meer alleen gelaten, wat gecompenseerd moest worden door intensere communicatie door zingen. De groei van de kinderen vereiste een intenser leerproces via geluiden en gebaren. Alleen de groepen die daar goed in waren konden overleven. Op veel vindplaatsen zijn opvallende open ruimtes geconstateerd. Het is niet onwaarschijnlijk dat die gebruikt werden voor 'voorstellingen' van zang en dans, zeker in de lange donkere winters waarin Neandertalers vele tijden leefden.
Alles bij elkaar hadden de Neandertalers een sterker ontwikkelde 'zangcultuur' dan de latere ‘homo sapiens', bij wie de ontwikkeling van de taal deze vaardigheid hebben afgestompt. Zij waren waarschijnlijk veel gevoeliger voor de klanken in de natuur dan wij.
De slimme mens: spreken en zingen
De homo sapiens ontstond 200.000 jaar geleden in Afrika, verspreidde zich later over de hele wereld en was uitermate succesvol. Bij dit succes heeft taal zeker een grote rol gespeeld. De taal zit in de genen van de homo sapiens en is dus ook met hem ontstaan. Daarbij werd verband gelegd tussen bepaalde klanken die herhaaldelijk voorkwamen met bepaalde objecten uit de werkelijkheid, b.v. 'ma' voor vrouw. Verwantschap tussen bepaalde klanken en objecten zullen hierbij een rol gespeeld hebben. De muzikaliteit van de hmmmm-taal, met accenten op bepaalde klanken door klankhoogte en ritme, heeft daarbij geholpen. De taal-vaardigheid is langzaam gegroeid in bepaalde groepen van de Homo sapiens.
50.000 jaar geleden constateren we een explosie van de bevolking met een grote migratie vanuit Afrika naar Europa en Azië. Het veralgemenen van de taal-vaardigheid zal daarbij een grote rol gespeeld hebben. Daardoor kan kennis immers uitgewisseld worden en doorgegeven. Door deze superioriteit heeft de homo sapiens de Neanderthaler verdrongen.
Toen de gecomponeerde woord-taal algemeen goed was geworden voor het overbrengen van informatie, kreeg de hmmmm-taal een specifiek gevoelsgerichte functie en werd ze muziek. Het werd het een middel voor sociale binding, uiting van gevoelens en hulp bij genezing. Het werd ook een middel tot eenvoudig genieten, net zoals voeding en sex dat meer en meer werden.
De oude hmmmm-taal vind je nog in de babytaal van de ouders met de baby's, waarin de klank en de melodie belangrijker zijn dan de woorden. Verder in de gebaren die we onbewust maken bij het spreken en die soms meer informatie overdragen dan de woorden. Ook in klanknabootsing en klankassociaties van het spreken, vooral bij traditionele volken. Vooral echter in onze neiging om standaardzinnen en uitroepen te gebruiken zoals 'smakelijk', 'hoe gaat het?', 'alles goed?' en ook in de kreten en uitroepen als 'alleluia' en ‘hola!’.
In ons zingen leeft de hmmmm-taal ook verder in de vele dialogen die we erin voeren, niet alleen met woorden, maar ook met klank, melodie en ritme. Vooral echter in de gevoelswaarde die we in ons zingen ervaren en die ons verbindt met onze oudste voorouders, die samen met de Neanderthalers opgroeiden in Afrika.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten